Wat wordt alles duur! Naast het niet te stoppen gebruik van het woord “bizar” zal dit de meest geslaakte zucht van deze tijd zijn. Een litertje benzine kost € 2,50, bijna net zo duur als een biertje of een cola op het terras. Een belegd broodje kaas bij het tankstation; 6 harde euro’s. 13,20 guldens voor de ouderen onder ons…De boodschappen in de supermarkt; je schrikt je kapot als de kassière of de scanner de bon uitdraait.
Ja, alles wordt duurder en duurder en met de huidige inflatie en de ellendige oorlog in Oekraïne die maar voortduurt zal dat voorlopig niet beter worden. Toch durf ik te beweren dat veel spullen veel te goedkoop zijn. Vlees en gevogelte bijvoorbeeld, eieren, melk. Boeren krijgen vaak niet eens de kostprijs betaald voor hun producten, reden waarom ze niet anders kunnen dan door te slaan naar superstallen. Vreselijke dieronvriendelijke oorden waar varkens, runderen en kippen worden vetgemest om zoveel mogelijk kilo’s op te leveren. Fabriekskilo’s die in de schappen belanden tegen dumpprijzen.
De boeren krijgen de schuld. Ik waag me niet aan een standpunt, maar ik durf wel te beweren dat de boeren graag minder en diervriendelijker zouden produceren als ze een fatsoenlijke prijs betaald krijgen. Voor dat biefstukje of koteletje, maar ook voor die liter melk of yoghurt. Nog geen cent houden ze over aan een liter. Net zoals een eitje nog geen halve cent winst oplevert. En dan moet er ook nog geen tegenslag zijn met ziektes of epidemieën in de vorm van vogelgriep/pest of het bedreigende mond-en-klauwzeer dat in Azië nu de kop opsteekt.
Wat is een eerlijke prijs? Onlangs was ik bij vrienden in het Spaanse Asturias die zelfvoorzienend willen zijn met zoveel mogelijk aandacht voor biodiversiteit. Groenten, noten en fruit uit eigen tuin, eitjes en (soms) filetjes van eigen kippen en een stukje rundvlees van de buurman die zijn koeien nog houdt zoals zijn voorvaderen: in ruime stallen en sappige weilanden. Ik weet het, we kunnen niet allemaal op het platteland wonen, maar nadenken over ons eten kan geen kwaad. De vrienden, Cecile en Tom, gaven mij een inkijkje. Ze hebben sinds vorig jaar dertig schapen, ooien wier lammeren bedoeld zijn voor de slacht. Geld is er niet mee te verdienen. Een slager biedt er nog geen € 30 voor. Alleen door de dieren via een rasvereniging te verkopen is een enigszins acceptabele prijs mogelijk, omdat er per dier een subsidie op zit. Tom: “de buurman zei tegen me ‘als producent sta je onder aan de voedselketen en word je gegeten’. Zo is het. Een rendabel businessmodel is niet mogelijk.” Gelukkig is het voor Tom en Cecile geen zaak van overleven. Dat geldt voor de “echte” boeren natuurlijk wel.
De prijs voor dierlijke producten, het is slechts één aspect van een omvangrijker vraagstuk. Ik denk dat we onze voedselketen anders moeten inrichten. Geen grootschalige “fabrieken” die (grotendeels) produceren voor de export. Ook om aan de stikstofnormen te voldoen en de uitstoot radicaal te verminderen. We kunnen niet anders. Dat betekent meer local for local. De prijswinnende slager Erik Pinckaers uit Eijsden bijvoorbeeld verkoopt vlees van dieren uit de regio. Dieren die geleefd hebben en niet enkel dienen als vleesfabriekjes. Hij betaalt zijn leveranciers een eerlijke prijs en ja, dat vertaalt zich ook in de prijzen in zijn slagerij. Zijn klanten klagen niet. Ze eten liever af en toe een goed stukje vlees dan elke dag een kiloknaller.
Gelukkig zijn er meer slagers en andere ambachtelijke ondernemers die regionale, verantwoorde producten op de markt brengen. Ze verdienen onze steun, ook als ze wat duurder zijn. Overigens zijn de lamskoteletjes van Cecile en Tom nog niet te koop in Nederland. Wel andere Spaanse producten, uiteraard ambachtelijk. Kijk eens op www.saborpuro.com of op www.echteolijolie.nl.
Jos Cortenraad